About Isola (Article published in the Java Bode, Tuesday 14th of March 1933) Monumentaal Landhuis Eerste steenlegging villa "Berretty" Zondag had nabij Tjidadap, bij paal 8 aan den grooten weg Bandoeng-Lembang, de eerste steenlegging plaats van het landhuis dat de heer Berretty, directeur van Aneta, daar in een park van bijzondere afmetingen- van de aangekochte 120.000 vierkante meter terrein werden er 70.000 voor het eigenlijke erf bestemd- laat bouwen. Een zeer talrijk publiek was aanwezig, dat bij de benedengrens van het terrein door den heer Berretty werd ontvangen. Wij zagen o.a. den directeur van het departement van Gouvernements Bedrijven, den burgemeester van Bandoeng, het hoofd van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst, met enkelen zijner hoofdambtenaren, den regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken bij den Volksraad, verschillende leden van dit college, den president-directeur der Koninklijke Paketvaart Maatschappij, den Italiaanschen consul te Batavia, de commandanten van de Luchtvaart-Afdeeling en van het 9de bataljon infanterie te Tjimahi, den districtschef van den provincialen waterstaat, den regent van Bandoeng en den hoofdpenghoeloe van hier, den directeur der regentschapswerken, leiders van plaatselijke bedrijven, het personeel van Aneta's hoofdkantoor, hoofdredacteuren van diverse bladen elders, waaronder de heer Arnoldo Fraccaroli, van de Corriere della Sera te Milaan, enz. Het was over tienen, toen eene rondwandeling over het terrein begon. Onder leiding van den heer Berretty werd een rondgang door het terrein gemaakt met zijn terrassen, glooiende partijen, vijver, fontein, bloemperken.... maar laat ons over de details het geheel zien als een in eene schitterende omgeving gelegen uitgestrekt terrein van welks eigenaardige topografische gesteldheid met bijzondere artisticiteit is gebruik gemaakt. Er zijn menschen die uit principe aan de bewoonbaarheid van Indië twijfelen, doch zijn zouden hier hier aanleiding vinden tot verzaking van dit beginsel. Nadat men zich had verzameld ter plaatse waar het gebouw zal komen, en waar een schat van bloemstukken reeds was opgesteld, nam prof. Wolff Schoemaker het woord voor eene korte inleiding, als superintendent-architect, waarna de oorkonde werd voorgelezen en, in een metalen koker, door het zoontje van den heer Berretty werd ingemetseld. Daarop nam deze zelf het woord, zijn gasten dankend voor hunne komst, en zijn verschillende medewerkers voor hunnen arbeid bij de uitvoering van war nu reeds tot stand kwam. Hij getuigde van zijn liefde voor dit land, en van zijn voornemen hier te blijven, wijl hij immer aan het hoofd van Aneta zou staan. Dit was voor ons het markanste deel uit zijn toespraak. Men hoort al te veel den arbeid beschouwen als een last welke gelukkig (?) slechts tijdelijk wordt opgelegd, en het doet goed te hooren getuigen door hen, voor wie arbeid "Leven" is. Zoo ging het met de andere ouden in het nu wat eenzame veld der journalistiek van het begin dezer eeuw: Wijbrands, Zaalberg, Van Geuns, Kruseman..... zij werkten tot het einde, en zij hadden volkomen de illusie prijsgegeven dat er "leven" was buiten dit met den arbeid waaraan zij ziel en lichaam gaven. Zij bleven in hun werk, of onmiddelijk nadat er rust was gekomen. En wanneer zij de andern zien, alleen doende wat strikt noodig is, doch niettemin weelderig en opgewekt gedijend, dan vragen zij: of die anderen het Leven wel waard zijn. En die anderen, ziende tot de werkers die nooit tot rust komen, vragen van hunne zijde, of laatst bedoelden het "Leven" waard zijn. Het is gelukkig voor beide partijen dat beide overtuigd zijn van hun gelijk. Dit is - en Berretty moet dit hebben gevoeld - het scherpe contrast tusschen hem en dit bouwwerk: de eeuweige onrust welke in ons woelt, en de gedachte aan rust welke toch in het begrip: landhuis en park, zoo permanent is vastgelegd. Laten wij hopen dat tussen die twee uitersten een geschikt compromis wordt gevonden. De heer Kiewiet de Jonge sprak, huldigend en opwekkend; de directeur der regentschapswerken, R. Moeh-Enoch, loofde dit groote werk dat in een tijd van verkommering aan 700 lieden werk en eten gaf. Laat ons geen verdere opsomming geven. Het was er heerlijk in de frissche berglucht, en het wondere uitzicht bracht tot droomen. En het bracht ons, bij al het mooie en verbazingwekkende dat wij zagen steeds weer terug tot deze twee scherpe contrasten: de enerveerende maar immer boeiende arbeid.... en de rust, welke toch een onmisbare factor is voor het volle genot van het buitenleven, waar de mensch het liefst alleen is, of in uiterst kleine kring. |